za 11 mei 2013
20:30
Dr Anton Philipszaal

Vladimir Tarnopolski: “Foucault’s Pendulum was written in 2004 on a commission from the Dutch Schönberg Ensemble. Its world premiere took place the same year at The Concertgebouw under the direction of Reinbert de Leeuw. I tried to construct my piece on the basis of juxtaposition of two contrasting types of music: the music of breath and the music of mechanism, as well as, correspondingly, two types of time – the continuous and the mechanically discreet. It was especially intriguing for me to examine the processes of the emergence and formation of each type of music, and also to trace the stages of the transition of one into the other. I was also greatly interested in the idea of the gradual modulation of the timbral beats of sound into rhythmic structures, as well as the transformation of instrumental sound-color into rhythm.

The pendulum-like development of the musical material of the piece (involving repetitions with gradual changes of the “trajectory” of the movement), as well as a few other constructive principles of the composition brought to my mind the famous pendulum built by Jacques Foucault in 1851 for a visual demonstration of the fact of the Earth’s rotation. The title of the work also contains the allusion to the famous mystification novel by Umberto Eco, Foucault’s Pendulum.”

Na zijn heldhaftige Zevende (Leningrad), opus 60 (1941) en de grandioze Achtste symfonie, opus 65 (1943), waren de verwachtingen voor Sjostakovitsjs Negende, opus 70 (1945), hoog gespannen. In deze symfonie moest niet alleen de overwinning op het fascisme tot uitdrukking komen maar bovenal de rol van Stalin worden benadrukt. Dat dit voor de gevierde componist een onmogelijke opgave was blijkt uit het feit dat hij tot twee keer toe tevergeefs heeft geprobeerd om een ‘Overwinningssymfonie’ te componeren.

De Negende die hij in de zomer van 1945 in minder dan drie weken tijd heeft geschreven is het tegendeel van wat zijn opdrachtgever zich gewenst had. Bij de première is deze dan ook ten diepste beledigd. Stalin had een monumentaal werk in opdracht gegeven. Een symfonie voor een enorm orkest met koren en solisten, als ultiem loflied op hemzelf: Jozef Stalin, de grote leider en overwinnaar. Wat hij bij de première te horen kreeg was het tegenovergestelde: een korte symfonie in een niet-heroïsche, droge, neo-klassieke stijl. Waar Sjostakovitsj in de Zevende symfonie het lot van het door de Duitse legers omsingelde Leningrad schildert en in de Achtste de heroïsche strijd van het Russische leger tegen het fascisme benadrukt, lukte het hem niet om Stalin in de Negende op een voetstuk te zetten. Daarvoor had hij als kunstenaar niet alleen teveel onder de willekeur van de dictator te lijden gehad maar als inwoner van Leningrad ook teveel voor meegemaakt. Dat neemt niet weg dat zijn ‘Negende’ wel degelijk een loflied is. Een loflied dat na de lichtvoetig-spottende en de circusachtige eerste delen, aan het eind van het derde deel wordt geïntroduceerd. Het is dan opeens afgelopen met de symfonische maskerade. De stemming is ernstig. Sjostakovitsj weet nu wat hij wil gaan zeggen. Hij gebruikt daarvoor een citaat uit ‘Woyzeck’ van Alban Berg. In die opera staat de soldaat Woyzeck centraal. Woyzeck wordt door zijn meerderen als een dier mishandeld. Als hij zijn lot onder ogen ziet stamelt hij: “Wir Arme Leut”. Het zijn deze drie veelzeggende, door een solo fagot als frase gespeelde woorden waarmee Sjostakovitsj stilstaat bij het lot van de miljoenen gesneuvelde Russische soldaten en burgerslachtoffers.

Altijd als eerste op de hoogte?
Schrijf u in op onze nieuwsbrief!

U ontvangt regelmatig programmanieuws en mooie aanbiedingen.

U gebruikt een verouderde browser van Internet Explorer die niet meer wordt ondersteund. Voor optimale prestaties raden wij u aan om een nieuwere browser te downloaden. Hiervoor verwijzen wij u door naar:

browsehappy.com sluiten