za 10 mei 2014
14:30
Korzo
Prinsestraat 42 Den Haag

Tristan Keuris Strijkkwartet nr. 1 (1982). Een van de vele clichés omtrent moderne muziek is dat het naoorlogse muziekleven werd gedomineerd door modernisten (die meer geïnteresseerd waren in hun experimenten dan in hun publiek) en dat vanaf 1980 er meer en meer componisten kwamen die rekening wilden houden met ‘het’ publiek, onder meer door op duidelijk zichtbare wijze aan te knopen bij elementen uit de klassieke traditie. Zoals elk cliché is ook dit niet onjuist, maar wel onvolledig. Het omgekeerde is ook waar en tussen ‘modernistisch vernieuwen’ en ‘voortbouwen op de traditie’ bestaan ook overeenkomsten. Neem Tristan Keuris. Hij begon als een modernist die in zijn muziek graag grillige sprongen maakte en vervolgde als een man met een traditionele kern in een moderne jas. Zijn muziek herkent men binnen enkele maten en de bindende factoren zijn een liefde voor sensuele klanken, bepaalde melodische figuren en duidelijk voelbare spanningsbogen. Het Eerste kwartet schreef hij een paar jaar nadat hij de keuze had gemaakt voor een duidelijke oriëntatie op een klassieke gestiek. Die gestiek is vooral hoorbaar in het tweede en vierde deel. Terwijl de motiefjes en de gevarieerde herhalingen ervan over elkaar buitelen, voelt de luisteraar zeer sterk de puls, de harmonische zwaartepunten, de sterke ritmische en dynamische accenten en vooral hun onderlinge verwevenheid waardoor de vergaande regelmaat van de één de vergaande regelmaat van de ander versterkt. De langzame delen zijn veeleer een poging een cadans aan te brengen zonder te vervallen tot de al te opzichtige dreun van veel klassieke muziek. In alle delen is Keuris’ liefde voor humor en grilligheid weliswaar meer ondergeschikt gemaakt aan de grote lijn, maar bepaald nog niet verdwenen.

Alison Isadora Point of departure (2014, wereldpremière) De titel van dit tweedelige werk heeft voor de componiste twee betekenissen. ‘Ik ben al jaren gefascineerd door Koreaanse shamanistische muziek. Het gebruik van vibrato als expressief middel, het controleren van de stoksnelheid en de relatie tussen percussief materiaal en melodische lijnen vind ik heel bijzonder.’ Percussief materiaal is voor deze compositie zeer belangrijk; de vier strijkers moeten in beide delen ook een slaginstrument bespelen. De tweede inspiratiebron was het gedicht ‘Vallen’ van Remco Campert waarin de herinnering een grote rol speelt. Dit element raakt aan de tweede betekenis van de titel: het stuk is opgedragen aan haar collega Louis Kok die tijdens het componeren onverwacht overleed. Of dit laatste ermee te maken heeft, een kenmerk van het werk is het verloop als een rituele stoet: een trage cadans, een regelmatige beweging en een weinig veranderende harmonie die noch strikt majeur noch strikt mineur is. In het tweede deel ligt het bewegingsritme weliswaar hoger dan in het eerste, maar de cadans, de regelmaat en de rol van Koreaanse elementen zijn gebleven. De vele gevarieerde herhalingen van allerlei motieven kunnen de muzikale pendant zijn van de rol van de herinnering uit het gedicht van Campert, maar ook de verklanking van een ritueel dat Isadora amper aanpast aan nieuwe omstandigheden. Veel belangrijker dan de ontwikkeling is de stasis.

Guus Janssen Streepjes (1981) Het kwartet van Guus Janssen is een oefening in klankkleuren. Omdat texturen vaak worden herhaald, zij het met varianten, en omdat de harmonie nauwelijks verandert, ontstaat muzikale ontwikkeling vooral door het spel met nuances. Akkoorden worden vaak omspeeld in de vorm van dialogen tussen de instrumenten, flageoletten en de geringste dynamische verschillen. Doordat in de eerste helft van het werk het volume nogal zacht is, worden details in dynamiek van het grootste belang. Daarbij heeft de componist één expressiemiddel nadrukkelijk uitgesloten: vibrato, althans bij de flageoletten, de niet-flageolet-tonen klinken daarentegen wel vibrato. (Het verlangde nonvibrato komt ook voor in het Strijkkwartet van John Cage; ook de harmonie bij Janssen doet sterk aan John Cage denken.) Omdat de componist streefde naar niet-getempereerde harmonieën, is bij elk instrument één snaar anders gestemd dan gewoonlijk (scordatura): door deze vier anders gestemde snaren met elkaar te verbinden ontstond een chromatische ladder die de basis werd van de harmonie van het werk. Lijn in het betoog presenteert Janssen amper in de vorm van melodieën, wel in de vorm van puntjes die moeten worden gespeeld als een zin, vandaar wellicht de term streepjes. (De ironische lading van die term in dit verband is voor de humorist Janssen gefundenes Fressen.) In de tweede helft van de compositie (die in zijn geheel ca. tien minuten duurt) kiest Janssen voor een andere opbouw: niet de plotloze wereld en de kale harmonieën van de eerste helft, vermoedelijk geïnspireerd door John Cage, maar een verloop dat toewerkt naar een dramatische climax. Alsof Janssen wilde laten zien dat met de taal van Cage (die rigoureus wilde breken met het ontwikkelingsdenken in de westerse muziek) wel degelijk ook een ontwikkeling gecreëerd kan worden. Het is in ieder geval, zeker in Nederland, een van de eerste kwartetten geschreven na dat van John Cage, waarin een componist creatief reageert op de ‘anti-westerse’ uitgangspunten van Cage, in een medium dat destijds, waarschijnlijk juist vanwege zijn associaties met het klassiek-romantische ontwikkelingsdenken, bij veel modernistische componisten niet sterk in de belangstelling stond.

Altijd als eerste op de hoogte?
Schrijf u in op onze nieuwsbrief!

U ontvangt regelmatig programmanieuws en mooie aanbiedingen.

U gebruikt een verouderde browser van Internet Explorer die niet meer wordt ondersteund. Voor optimale prestaties raden wij u aan om een nieuwere browser te downloaden. Hiervoor verwijzen wij u door naar:

browsehappy.com sluiten