Greek (1988) door Mark-Anthony Turnage – Opera in twee Aktes
Libretto: adaptatie door Mark-Anthony Turnage en Jonathan Moore van Steven Berkoffs toneelproductie met dezelfde titel.
Alex Brok, lichtontwerp
Sophie Ketting, vormgeving en kostuumontwerp
Alistair Shelton-Smith (bariton) – Eddy
Karel Ludvik (bariton) – Dad, Café Manager, Chief of Police
Eloise Routledge (sopraan) – Mum, Waitress, Sphinx
Rea Fueter (mezzo sopraan)- Wife, Doreen, Waitress, Sphinx
De Britse componist Mark-Anthony Turnage (1960) beleefde zijn doorbraak in 1988 met deze opera als ruige en gedurfde visie op het Engeland van Margaret Thatcher. Het verhaal is gebaseerd op een toneelstuk van Steven Berkoff waarbij de mythe van Oedipus werd ge-update naar het East End London uit de jaren tachtig. In de muziek combineert Turnage jazz met klassieke tradities en bestaan de dialogen uit zowel gezongen als gesproken tekst in een overdreven Cockney accent.
Het gebeurt niet vaak dat sociaal zwakkere lagen uit de samenleving de hoofdrol vervullen in een opera (aan het begin van de vorige eeuw bestond weliswaar heel kort de stroming van opera proletariana) en Berkoff/Turnage nemen bij het schilderen van dat deel van de samenleving geen blad voor de mond.
Mark-Anthony Turnage groeide op in Grays, een van de mistroostige Londense voorsteden, en kreeg op zijn vijftiende zijn eerste muzieklessen van Oliver Knussen. Hij studeerde daarna aan het Royal College of Music verder bij Knussen. In 1983 kreeg hij een beurs om naar Tanglewood in de V.S. te gaan waar hij studeerde bij Gunther Schuller en Hans Werner Henze. Deze laatste bestelde Greek bij hem voor de Biennale in München.
Ook de jazz had een belangrijke invloed op de ontwikkeling van de stijl van Turnage. Met veel van zijn werken betrad hij de wereld van Gil Evans en Miles Davis en het is duidelijk dat de vrijheden die dergelijke voorbeelden hem geven beter passen in zijn streven om de zorgen en angsten van het moderne stadsleven te uiten, dan het formalisme van de klassieke modernen.
De opera Greek heeft zich sinds de oeruitvoering (München 1988) door de briljante orkestpartijen, de krachtige en kleurrijke stijl van componeren in combinatie met het uitgesproken libretto een plaats weten te veroveren in het repertoire. Dat is nogal uitzonderlijk en pleit voor de zeggingskracht van het werk. Greek kan dan ook gekenmerkt worden als een van de belangrijkste hedendaagse opera’s.
Eddy verneemt van zijn vader dat een oude waarzegger hem voorspeld heeft dat zijn eigen zoon hem zou vermoorden en vervolgens zijn moeder zou huwen. Eddy besluit het huis uit te gaan, komt terecht in straatrellen, vlucht een café binnen alwaar hij ruzie krijgt met de manager, die hij in een woordengevecht doodt. Vervolgens huwt hij de weduwe van de manager, die als serveerster in het café werkt. Ze zijn daadwerkelijk verliefd.
In het tweede deel, jaren later, blijkt het inmiddels goed te gaan met het stel. Eddy’s vader en moeder komen hem opzoeken. In de stad heerst nog steeds de pest en twee Sfinxen worden als de schuldige partij aangewezen. Eddy besluit de Sfinxen uit te dagen. De twee Sfinxen blijken echte mannenhaters te zijn, maar desondanks weet Eddy het antwoord op hun raadsel. De Sfinxen worden overwonnen en Eddy keert terug naar huis. Aldaar blijkt hoe de vork in de steel zit: Eddy is door zijn vader en moeder gered als klein kind, toen een recreatieschip te pletter liep tegen een mijn uit de Tweede Wereldoorlog. Eddy herkent het verhaal, want het is hetzelfde dat zijn vrouw verteld heeft over het kind dat zij verloren heeft bij dezelfde gebeurtenis. Aanvankelijk lijkt het lot zich te voltrekken zoals de Griekse mythe dat wil, maar op het laatste moment rijst Eddy op en houdt een pleidooi voor de liefde, in welke vorm dan ook.
Zoals in de klassiek Griekse tragedie gebruikelijk is, vertolken 4 zangers alle rollen. Zij sleuren het publiek mee van hooligan-café naar winebar. De voorstelling wil dan ook aandoen als een kroegentocht door een grote stad aan het begin van de 21e eeuw. Geweld, sex, alcohol, de standaard-elementen van een weekend stappen worden in het kader gezet van de Griekse mythologie. De omkering van de moraal van de Oedipus-mythe en de extreme vorm van de opera zullen zeker reacties oproepen over schuld, boete, ethiek en moraal.
Voor de vocale bezetting wordt samengewerkt met De Nieuwe Opera Academie onder leiding van Hans Leenders. De gekozen zangers zijn zowel vocaal als theatraal in staat de veeleisende partijen te vertolken. Zij worden aangevuld met een 4-tal slagwerkers van het Koninklijk Conservatorium die ritmische spreekkoren (ook theatraal) uitvoeren. De opera eist een fysieke, extreme speelstijl die bij wijlen sterk gestileerd zal zijn.
Om zo wendbaar mogelijk alle verschillende locaties en sferen op te roepen, is gekozen om de voorstelling geheel zonder decor en rekwisieten uit te voeren, en die taak uitsluitend te leggen bij licht en kostuum-ontwerp. Voor de “realistische” rollen is de vormgeving geïnspireerd op de Urban Culture van nu, uitgelicht door straatlantarens, terwijl voor de mythische dimensie gebruik wordt gemaakt van elementen die verwijzen het klassiek Griekse treurspel (maskers en oudgriekse toneellaarzen of kothurnen).
Hans Leenders (1971) studeerde slagwerk aan het Rotterdams Conservatorium. Na zijn afstuderen in 1995 kreeg hij een vaste aanstelling als slagwerker bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Ook studeerde hij orkestdirectie bij onder andere Arie van Beek. Sinds 1997 is hij verbonden als hoofdvakdocent klassiek slagwerk aan het Rotterdams Conservatorium. In juni 1997 kreeg hij de ‘Anton Kersjes beurs’ voor jonge dirigenten uitgereikt, waarbij hij het Nederlands Kamerorkest dirigeerde. Sindsdien volgde hij masterclasses bij Ilja Moesin, Valery Gergiev en Jorma Panula.
In 1998 was Leenders finalist van het internationaal Kirill Kondrashin dirigenten concours. Een jaar later benoemde het Rotterdams Philharmonisch orkest hem tot assistent-dirigent. Sindsdien dirigeerde hij vrijwel alle Nederlandse beroepsorkesten.
In september 2001 maakte Hans Leenders grote indruk toen hij op zeer korte termijn Valery Gergiev verving tijdens een deel van het openingsconcert van het Gergiev Festival en tijdens een Matinee op de vrije zaterdag in het Concertgebouw, beide met het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Publiek en pers reageerden enthousiast: “ Tovenaarsleerling redt Rotterdams Orkest “ kopte Trouw.
Nog dit seizoen (2006/2007) zal Hans Leenders zijn opwachting maken bij verschillende orkesten in Nederland en daarbuiten.
Javier López Piñón werd geboren in Barcelona en woont in Nederland, waar hij afstudeerde aan de regie-opleiding van de Amsterdamse Theaterschool. Hij regisseert opera en gesproken toneel en heeft gewerkt bij gezelschappen en producenten in binnen- en buitenland. Hij werkte samen met gerenommeerde dirigenten als Kenneth Montgomery (Così fan Tutte, L’Elisir d’amore en Il Trovatore voor Opera Northern Ireland) en William Christie (David & Jonathas en Thésée voor het Ambronay-festival). Hij is zeer actief in het creëren van nieuw muziektheater en heeft wereldpremières geënsceneerd van nieuwe werken van veelal jonge Nederlandse en Amerikaanse componisten.
Als specialist in 18e-eeuwse toneelspeltechniek geeft hij lessen en masterclasses aan de Theaterschool Amsterdam en bij Nederlandse toneelgezelschappen (Toneelgroep Amsterdam, Firma Rieks Swarte, Huis aan de Amstel). Hij is als hoofd drama verbonden aan De Nieuwe Opera Academie en geeft les aan de Theaterschool. In dat kader nam hij in 2002 en 2003 deel aan een uitwisselingsproject met de toneelschool van Pretoria. Sinds 1999 heeft López Piñón intensieve contacten met theatermakers in West en Zuid-Afrika. Zo heeft hij Madame Paradji uitgevoerd op de Ecole International de Théâtre du Bénin, in Cotonou, op een libretto van José Pliya en met muziek van Angélique Kidjo.
Alex Brok studeerde Theatertechniek aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Na zijn opleiding werd hij assistent lichtontwerper bij Henk van der Geest voor verschillende producties van het RO Theater in Rotterdam. In 1998 ging hij naar de Verenigde Staten waar hij les gaf in lichtontwerp aan Stanford University en ontwierp voor verschillende producties binnen de theaterafdeling van deze universiteit. Voor De Nieuwe Opera Academie ontwierp hij onder meer Le Nozze di Figaro, Satyricon/Ballo delle d’Ingrate, Die Zauberflöte, Dvê Vdovy, Alcina, Café l’exil déjà-vu, A Midsummernight’s Dream, Dido en Aeneas en Gianni Schicchi.
Sophie Ketting studeerde theatervormgeving aan de Hogeschool voor de Kunsten te Utrecht. Ze vertegenwoordigde de Hogeschool met haar ontwerp voor Les contes d’Hoffmann op de Praagse Quadriënnale. Voor de gekostumeerde performance In en Uit won ze samen met Marjan van Geene de eerste prijs in Central Studio’s. De kostuums werden later geëxposeerd in de Haagse Kunstkring.
Ze heeft gewerkt voor o.a. Art & Pro, Het Nationale Toneel, Theater Zwembad De Regentes, Flying Artwork, het Museum voor Moderne Kunst Arnhem en het Gemeentemuseum Den Haag. Voor De Nieuwe Opera Academie was ze verantwoordelijk voor ontwerp en uitvoering van de kostuums voor La Vie Parisienne, Alcina en Gianni Schicchi, Dido en Aeneas en Le Nozze di Figaro.