za 23 mei 2009
17:30
Korzo5HOOG

In Industrial Landscapes maakt ELECTRA gebruik van elektronische effecten en industriële klankmozaïeken. De produktie bestaat uit vier solowerken en twee ensemble stukken die speciaal voor het project werden geschreven. Het programma is gebaseerd op contradicties en tegenstellingen: ensemble – solist, vrouw – machine, sensitiviteit – industrie, muziek – fabriek.

Industrial Landscapes begint met een proloog in de vorm van het door Guus Janssen vertaalde toongedicht Mestra (Tonnus Oosterhoff), dat het verhaal vertelt van Koning Erysichthon (letterlijk „aardeverscheurder“), die vanwege zijn baldadige handelingen tegen de natuur door de goden gestraft wordt met een alles-verterende honger. Hij verkoopt al zijn wereldlijke bezit en zelfs zijn dochter Mestra, en verteert uiteindelijk zichzelf. In een metafoor over het onvermogen van de mens zich ecologisch gezien te beheersen, waarschuwt het verhaal ons voor de zelfvernietigende aard van het industriële proces.

In Workshop stelt Ned McGowan de vraag hoe een vrije geest, vechtend voor creativiteit, in een industrieel milieu kan overleven. De blokfluit van Susanna Borsch danst vermakelijk rond klanken van industrieel lawaai, nu en dan synchroon met de machines, maar uiteindelijk vechtend om te overleven.

In Workshop maakt McGowan de niet voor de hand liggende combinatie van blokfluit met de geluiden van industrie en bouw. Het contrast tussen misschien wel het breekbaarste westerse instrument en de brute kracht van opgenomen industriële geluiden, levert muziek op die zowel heel charmant als heel humoristisch is. McGowan besloot het contrast tussen de geluidsbronnen zoveel mogelijk uit te buiten. De uitdaging was, zegt hij, ‘een manier te vinden de heel subtiele klank van de blokfluit te mengen met die heerlijke verscheidenheid aan smerige machinegeluiden. Om dat te bereiken maakte ik gebruik van de sterke punten van fluitspel, namelijk menselijke expressie en snelheid’. Het stuk bestaat uit vijf delen waarin de relatie tussen blokfluit en machine steeds in een ander model is gegoten, variërend van scherp contrasterend tot vloeiend samengaand, van gevecht om de overhand tot berustende samenwerking.

Tekst: Bob Gilmore

In Michael Gordons Industry, hier in de nieuwe versie voor Monica Germino’s geadapteerde viool en elektronische effecten, wordt de werkelijkheid van het industriële proces geopenbaard. Michael Gordon, oprichter van Bang on a Can in New York, schreef Industry in 1993 oorspronkelijk voor cellosolo en distortion. Op verzoek van de componist maakte Monica Germino van zijn modern-day classic werk een definitieve versie voor viool. In deze nieuwe versie voor geadapteerde viool en elektronische effecten wordt de werkelijkheid van het industriële proces geopenbaard. Gordon had het beeld voor ogen van muziekinstrumenten als gereedschap, van de kracht van een dertig meter hoog stalen instrument met een sterk vervormd geluid. Van een bedrieglijk subtiel begin ontwikkelt het stuk zich langzaam naar een onvermijdelijke climax. De uitdaging een dergelijke versie te maken, resulteerde uiteindelijk in een speciaal voor dit stuk aangepaste viool. Germino speelt op een geadapteerde, versterkte, extreem scordatura akoestische viool, gecombineerd met een grote verzameling effecten.

De ontwikkeling van de definitieve versie van Industry kwam tot stand in samenwerking met Frank van der Weij en werd mede mogelijk gemaakt door het FAPK.

De droom van eeuwige economische expansie en de gevolgen als de zeepbel barst, komen in Klas Torstenssons Urban Solo ter sprake. Zangeres Michaela Riener gaat met haar stem en een keur aan percussieve samples de kredietcrisis te lijf. De nachtmerrie van een verlaten stedelijk landschap, waar straatvechters de regels bepalen, een wereld waar het milieu relevant wordt geacht door de industriële moloch, zorgt voor koude rillingen en een postindustriële blues.

In Song II staat de grootstedelijke power centraal. De tekst hiervoor ontleende Torstensson deels aan de handleiding van het computerprogramma dat hij in Parijs gebruikte (vandaar zinsneden als drag them, cut them, paste them, click here) en deels aan opnamen van (vrouwelijke) hip hop-groepen als Wee Papa Girl Rappers die door middel van sampling materiaal ontlenen aan platen van andere groepen. De nadrukkelijke, stotterende herhalingen van bepaalde woorden of delen ervan zijn uit die wereld afkomstig. Ook in puur muzikaal opzicht zijn er referenties aan hip hop. De zangeres spreekt in hoog tempo haar tekst en stampt met hakken en tenen de drumritmes die op rap-grooves zijn terug te voeren.

De vrij korte periode waarin de fabrieksarbeiders de controle over de economische ontwikkeling in handen hadden, wordt in Louis Andriessens Workers Union weerspiegeld: percussioniste Tatiana Koleva hamert een machtige hulde aan de georganiseerde klassenstrijd – een trotse vrouw, genietend van haar uitbundige energie.

De bladmuziek van Workers Union schrijft de uitvoerders specifieke ritmes voor, maar geen toonhoogtes; de uitdaging voor de musici zelf de tonen te kiezen, draagt nadrukkelijk bij aan de politieke lading van het stuk. In zijn instructies voor de uitvoering schrijft Andriessen: “Alleen als alle uitvoerders met zoveel inzet spelen dat hun partij essentieel is, zal het werk slagen; net als in de politiek.” De versie van Workers Union die vandaag klinkt, is voor percussie-installatie en soundtrack. Het werk en de arbeiders zijn aanwezig en hoorbaar op het geluidsspoor. De speler wordt zowel onderdeel van de bewegende en theatrale mechanismes, als van de arbeidersploeg.

De podiumopstelling van Workers Union is afgeleid van Industrieproject 1: KLM-Cargo van Theatergroep Hollandia. De versie van vandaag is aangepast aan ELECTRA’s nieuwe project Industrial Landscapes, met exclusieve toestemming van de componist. Het collectivisme uit het oorspronkelijke concept maakt plaats voor een zeer eigenzinnige, individuele benadering.

Tatiana Koleva – soloversie voor slagwerk, installatie, soundtrack & theatrale setting (herziene versie 2009)

Soundtrack: De Veenfabriek

De epiloog van het programma is de minimalistische, high-energy compositie Sweet Love van Cornelis de Bondt. De muziek logenstraft de titel met zijn stevige, gestage karakter, waarin de nieuwe virtuele industrialisering van onze moderne informatiemaatschappij weergalmt: muziek geschreven door computers wordt becommentarieerd in televisieprogramma’s. In deze optimistische hymne aan de Idols-generatie sluit het programma af met een waarschuwing aan allen die de uitvoerende kunsten aan de dwaasheden van de markt ondergeschikt willen maken.

De tekst van Sweet Love is afkomstig uit Adorno’s essay On Popular Music uit 1941. Het artikel gaat over industry, over de standaardisatie van popmuziek, over het aan- en uitzetten van passie en van de muziek zelf. Daarover sprak Elmer Schönberger in zijn grote Huizingalezing, eind 2005 in Leiden, over het “Grote Luisteren” dat aan het verdwijnen is. Muziek wordt tegenwoordig vaak gezien als iets dat je aan en uit kunt zetten. Kortom, Sweet Love gaat over de situatie nu, over de desastreuze ontwikkeling in ons muziekleven, over de afbraak ervan, met name zichtbaar in de adviezen van de diverse kunstraden in 2008 (gemeentes en NFPK+). De muziek is gebaseerd op een anonieme middeleeuwse cantus firmus die behoort bij een basse danse met dezelfde naam, Dolce Amour, door mij vertaald als Sweet Love. Een typisch popnummertiteltje. Maar dat sweet zullen we nog wel eens zien. Daarom mijn zorgen over de marimba, die is wel erg sweet. Aan de andere kant wil ik dat sweet ook wel opzoeken, er moet alleen een onderhuidse dwarsigheid zijn, zoet met een bittere nasmaak.
Cornelis de Bondt 

ELECTRA – het vernieuwende ensemble van de 21ste eeuw dat graag muziek combineert met andere media.

Monica Germino – viool / elektrische viool | Michaela Riener – zang / keyboard | Tatiana Koleva – marimba / slagwerk | Susanna Borsch – blokfluit / elektronica

Vier vrouwen met vier nationaliteiten, voorzien van een hele batterij instrumenten en apparatuur: viool, elektrische viool, slagwerk, stem, keyboard, fluiten, en een weelde aan elektronica. ELECTRA speelt, de naam zegt het al, uitsluitend elektrisch versterkt. De moederlanden van de vier musici zijn de Verenigde Staten, Bulgarije, Oostenrijk en Duitsland. ELECTRA is in Nederland gevestigd en werkt samen met gerenommeerde componisten en kunstenaars, altijd op zoek naar een combinatie van nieuwe muziek met visuele en theatrale elementen als licht, beweging en film- of videobeelden.

ELECTRA heeft op vele binnen- en buitenlandse podia en festivals gestaan waaronder het Schleswig-Holstein Musik Festival, Queen Elizabeth Hall, Barbican Centre, Agora Festival (IRCAM), Varna Summer International Festival, Pontino Festival en het Bergen International Festival, en toerde door Europa, Canada en de Verenigde Staten. Het debuut in New York vond plaats in 2004 tijdens de Great Performers Series op het festival Sonic Evolutions in het Lincoln Center for the Performing Arts. De New York Times (VS) sprak van “viscerally thrilling […] with an explosive energy”, de Daily Telegraph (Engeland) van “the excellent four-piece ELECTRA ensemble” en de Kieler Nachrichten (Duitsland) van “technisch brilliant”.

Een groot aantal componisten schreef nieuw werk voor ELECTRA, onder wie Louis Andriessen, John Abram, Hans Asselbergs, Corrie van Binsbergen, Cornelis de Bondt, Donnacha Dennehy, David Dramm, Ron Ford, Huba de Graaff, Guus Janssen, Vanessa Lann, Chiel Meijering, Belinda Reynolds, Elmer Schönberger en Jacob ter Veldhuis.

Altijd als eerste op de hoogte?
Schrijf u in op onze nieuwsbrief!

U ontvangt regelmatig programmanieuws en mooie aanbiedingen.

U gebruikt een verouderde browser van Internet Explorer die niet meer wordt ondersteund. Voor optimale prestaties raden wij u aan om een nieuwere browser te downloaden. Hiervoor verwijzen wij u door naar:

browsehappy.com sluiten