Claude Debussy
–
Prélude à l'après-midi d'un faune
Pierre Boulez
–
Improvisation I sur Mallarmé: "Le vierge, le vivace et le bel aujourd'hui"
Karlheinz Stockhausen
–
Refrain nr. 11
Pierre Boulez
–
Improvisation II "Une dentelle s'abolit"
Maurice Ravel
–
Trois poèmes de Stéphane Mallarmé
AskolSchönberg / Slagwerk Den Haag / Etienne Siebens, dirigent / Katrien Baerts, sopraan
‘Met Debussy’s Prélude à l’après-midi d’un faune ontwaakte de moderne muziek,’ vond Pierre Boulez. In dit orkestwerk uit 1894 overschreed Debussy de heersende vorm- en harmonieregels. Het werk klinkt als een improvisatie, een woekering van melodielijnen en akkoorden die geleidelijk verstrengeld raken – geheel in lijn met het droomachtige, mild-erotische gedicht van Stéphane Mallarmé waarop het gebaseerd is. Boulez zelf was vijftig jaar en twee wereldoorlogen later een radicaal wederopbouwer – en puinruimer, want hij wilde alle sporen van de traditie uitwissen. Twee oudere componisten erkende hij als zijn gidsen: Anton Webern, die volstrekt abstracte, atonale muziek schreef (voortbouwend op diens leermeester Schönberg), én Debussy. Die streefde naar eigen zeggen naar ‘vrije, beweeglijke muziek met voortdurend veranderende kleuren, vormen en ritmes’ – en dat is precies wat Boulez in zijn Improvisations sur Mallarmé realiseert. Oorspronkelijk schreef hij deze stukken voor sopraan en slagwerk; in de ensembleversie kregen de percussieklanken meer harmonische kleur, al laat Boulez de toonhoogte van de te spelen noten soms bewust in het midden.
Ook Boulez’ generatiegenoot Karlheinz Stockhausen wilde rond 1950 de muziek opnieuw uitvinden. Hij maakte gretig gebruik van elektronica, maar ook in akoestische werken zocht hij ongebruikelijke klanken. In Refrain – deels gecomponeerd, deels een improvisatiestuk – bespelen de musici niet alleen verschillende instrumenten (waaronder koebellen, woodblocks en crotales) maar gebruiken ze ook hun stem. Het vervreemdende klankbeeld dat zo tot stand komt wordt op onregelmatige momenten doorbroken door een min of meer vast refrein.
Ook de wonderlijke, hier en daar tegen atonaliteit aanschurende Ravel-liederen die hier klinken zijn geïnspireerd op poëzie van Mallarmé – volgens hem ‘de dichter die woorden loszong van hun knellende betekenis’. Misschien kun je die woorden als de sleutel tot dit programma opvatten: woorden zijn niet alleen bedoeling, maar ook klank, en klank is iets wat de fantasie de vrije loop laat. Boulez en Stockhausen wilden het publiek uit hun comfort zone trekken en nieuwe waarnemingen bieden. Mallarmé, Debussy en Ravel waren op dat vlak de pioniers. Ze zochten een ‘uitdrukking voor wat niet uitgedrukt kon worden’. Dat is tijdloos en neemt altijd nieuwe vormen aan.
Tekst: Michiel Cleij / eindredactie: Elmer Schönberger