Diderik Wagenaar: Solenne
In 1992 schreef componist Diderik Wagenaar (1946) een werk voor de ietwat ongebruikelijke bezetting van zes percussionisten: Solenne. Al even ongebruikelijk, althans voor Wagenaar, was indertijd de contemplatieve sfeer van het werk. Solenne markeert dan ook een keerpunt in het oeuvre van de Utrechtse componist, die zijn directe toontaal van vroeger jaren (jazz-invloeden, Haagse hardheid en complexe gelaagde structuren) aan het begin van de jaren negentig verruilde voor een zachtmoediger idioom. Met haar transparante klankmengsels van vibrafoon, tam-tam, koebellen en piano spreekt de muziek van Solenne boekdelen.
Steve Reich: Variations For Vibes, Pianos & Strings
Variations For Vibes, Pianos & Strings (2005) is geschreven voor vier vibrafoons, twee piano’s en drie strijkkwartetten. Het gecombieerde, zilveren geluid van vibrafoons en strijkers samen, dat Reich voor het eerst heeft gebruikt in The Four Sections (1987), overheerst in dit stuk. De variaties zijn traditioneler dan in You Are, uit 2004, dat eraan voorafging. De vorm van het stuk bestaat uit een traditionele combinatie van drie delen: snel, langzaam, snel. In de loop van het stuk gebruik hij ook een techniek die hij vroeger toepaste, door klanken te laten uitklinken in stilte. Naarmate een variatie vordert voegt hij er ook harmonische stemmen aan toe.
Jennifer Higdon: Concerto For Percussion | Nederlandse Première | Collin Currie, percussie
“Omdat Colin mij er in een vroeg stadium om vroeg, begint het concert met de klank van de marimba, het instrument waar een voorliefde voor heeft. Ik wilde dat het concert heel delikaat en rustig en sereen zou beginnen, met de focus op de solist. De bewegingen van de solist worden door de slagwerksectie van het orkest nagebootst. Na deze dialoog doet de klank van het orkest zijn intrede.”
Bij het schrijven van dit concert was Jennifer Higdon zich van twee zaken bewust: de aard en omvang van het instrument en het talent dat nodig is om dat het instrument te kunnen bespelen. Want waar een blazer of strijker op één instrument blaast of strijkt moet de percussionist een hele batterij van instrumenten kunnen bedienen: van vibrafoon en marimba (het favoriete instrument van solist Colin Currie) tot aan de trommel, houten blokken, Peking Opera gong, de pauken en noem verder maar op. De solist moet in alle opzichten een kunstenaar zijn. Iemand die het bespelen van de afzonderlijke instrumenten niet alleen beheerst, maar ook in staat is om de ingewikkelde choreografie aan bewegingen, die daarvoor nodig is, in zijn geheugen op te slaan.
Naast de klassieke dialoog tussen solist en orkest zijn er in Concerto for Percussion ook dialogen tussen de solist en de slagwerksectie van het orkest. Het werk is geschreven voor en opgedragen aan Colin Currie.
Edgar Varèse: Intégrales
Intégrales werd tien jaar na aankomst van de componist in New York geschreven. Het is dan1925: industriële technologieën en de gevolgen van de verstedelijking doen hun invloed gelden. In de kunsten wordt die ontwikkeling weerspiegeld. INTEGRALES is zo’n reflectie; met het heldere, percussieve karakter van de blazers worden de facetten van het moderne leven intensitief verklankt. Het stuk is representatief voor Varèse’s volwassen stijl; zijn streven om de Europese traditie te doorbreken en de invloed die zijn emigratie naar de nieuwe wereld op zijn componeren had.
In een interview voor de Amerikaanse pers in 1926 laat Varèse zich kritisch uit over het Europese standaardinstrumentarium. Ook maakt hij zijn behoefte aan nieuwe instrumenten en een nieuwe klankwereld duidelijk kenbaar. Nog in datzelfde jaar voegt hij in Octandre en Intégrales de daad bij het woord, door strijkinstrumenten te mijden en alleen blaasinstrumenten te gebruiken. Rond 1930 componeert hij met Ionisation een werk dat geheel voor slagwerk en sirenes bedoeld is. Dit is de eerste (westerse) compositie in haar soort. Hij droomde toen ook (net als John Cage) van elektronisch gegenereerde geluiden: een voorschot daarop nam hij met zijn Ecuatoral voor twee theremins (een elektronisch muziekinstrument dat bespeeld wordt door de afstand tussen de handen en twee antennes te variëren).
Na de Tweede Wereldoorlog bracht hij zijn elektronische ideeën in de praktijk: Déserts, voltooid in 1954, bevat partijen voor een geluidsband met elektronisch geprepareerde geluiden. Voor de Wereldtentoonstelling van 1958 te Brussel componeerde Varèse het Poème Électronique, dat in het Philips-paviljoen gedraaid werd. Zijn laatste werk was Noctural, uit 1961, een werk met een zware tekst over incest.
Zo intensief als Varèse zich bezig hield met het kleuren van klank, zo weinig trok hij zich aan van vorm, harmonie en melodie. Hij was ook wars van systemen zoals Arnold Schönbergs die ontwikkelde. Dat blijkt ook Varèse’s intuitieve manier van werken, ondanks de wetenschappelijke titels die hij zijn composities vaak gaf.
Tristan Keuris: Catena Refrains And Variations For 31 Wind Instruments, Percussion And Celesta
Dankzij een verzoek van het Koninklijk Concertgebouworkest om ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan een werk te componeren kon Tristan Keuris een lang gekoesterde wens in vervulling laten gaan: Catena (1988, refreinen en Variaties voor 31 blazers, percussie en celesta) is een stuk waarin de rijke verscheidenheid van karakter, stemming, klankkleur en sonoriteit van blaasinstrumenten én percussie tot uitdrukking komt.
Keuris spreekt in het programmaboekje van “een uit de hand gelopen opdracht.” Maar de overige aspecten van het stuk heeft hij, zoals te verwachten was, strak in de hand gehouden.
Catena (Ketting) is opgebouwd als een reeks van variaties, waarin evenwel geen werkelijk thema aan de orde komt. Het stuk heeft het effect van een organisch opgebouwde parade van aaneengesloten segmenten. Daarin circuleren verschillende – maar uit een gemeenschappelijk basismateriaal ontsproten – harmonische en ritmische ideeën. Prominente elementen zijn onder meer een aantal pendelende, Big-Ben-achtige klok-motiefjes en een haast bezwerende formule van drie kalme, zwoele blazersakkoorden. De spanningsbogen in Catena stijgen en dalen onophoudelijk, maar zijn zo gedoseerd dat ze de verschillende secties eerder articuleren dan verdoezelen. Daarbinnen speelt Keuris, als een behendig evenwichtskunstenaar, met vorm, kleur en volume.
Tristan Keuris wordt niet beschouwd als een Radikalinski onder de eigentijdse componisten. Hoewel zijn muziek gefundeerd is op eigentijdse klanken en technieken dwingen zijn voorkeur voor logica, zijn aandacht voor de behoeften van het oor, en zijn historisch besef hem dikwijls in de richting van samenklanken en structuren die zwemen naar het traditionele. Zo leiden ook de welluidend-dissonante tertsstapelingen, de gonzende metaalklanken en de vlammende blazersguirlandes van Catena tot een beheerste sensualiteit, die welhaast klassiek aandoet.” Geciteerd uit de Volkskrant van 14 januari 1989.